Leda and the Swan
A sudden blow: the great wings beating still
Above the staggering girl, her thighs caressed
By the dark webs, her nape caught in his bill,
He holds her helpless breast upon his breast.
How can those terrified vague fingers push
The feathered glory from her loosening thighs?
And how can body, laid in that white rush,
But feel the strange heart beating where it lies?
A shudder in the loins engenders there
The broken wall, the burning roof and tower
And Agamemnon dead.
Being so caught up,
So mastered by the brute blood of the air,
Did she put on his knowledge with his power
Before the indifferent beak could let her drop?
Leda en de zwaan
Een plotse slag: zijn vleugelbreedte overspant
het onthutste meisje, zijn zwart zwemvlies beroert
haar dij, zijn snavel houdt haar hals omklampt,
haar borst ligt aan zijn borst gesnoerd.
Hoe kan ze, met haar bange, ijle hand,
zijn verenglorie weren van haar open schoot,
wat rest haar lijf, door witte wervel overmand,
dan dat het liggend naar zijn vreemd hart hoort?
Een rilling in de lendenen verwekt het broed
van de gebroken muur, de brand om dak en toren
en Agamemnon dood.
Kreeg zij, verloren,
gegrepen door het woest en hemels bloed
met al wat hij vermag ook wat hij weet
vóór de onbetrokken snavel haar vallen deed?
Leda and the Swan
A sudden blow: the great wings beating still
Above the staggering girl, her thighs caressed
By the dark webs, her nape caught in his bill,
He holds her helpless breast upon his breast.
How can those terrified vague fingers push
The feathered glory from her loosening thighs?
And how can body, laid in that white rush,
But feel the strange heart beating where it lies?
A shudder in the loins engenders there
The broken wall, the burning roof and tower
And Agamemnon dead.
Being so caught up,
So mastered by the brute blood of the air,
Did she put on his knowledge with his power
Before the indifferent beak could let her drop?
Leda en de zwaan
Een plotse slag: zijn vleugelbreedte overspant
het onthutste meisje, zijn zwart zwemvlies beroert
haar dij, zijn snavel houdt haar hals omklampt,
haar borst ligt aan zijn borst gesnoerd.
Hoe kan ze, met haar bange, ijle hand,
zijn verenglorie weren van haar open schoot,
wat rest haar lijf, door witte wervel overmand,
dan dat het liggend naar zijn vreemd hart hoort?
Een rilling in de lendenen verwekt het broed
van de gebroken muur, de brand om dak en toren
en Agamemnon dood.
Kreeg zij, verloren,
gegrepen door het woest en hemels bloed
met al wat hij vermag ook wat hij weet
vóór de onbetrokken snavel haar vallen deed?